In 1969 beschreven twee Berkeley-onderzoekers, Paul Kay en Brent Berlin, een baanbrekend idee. Namelijk dat in elke cultuur in de geschiedenis de woorden voor kleuren tijdens het ontwikkelen van de taal in precies dezelfde volgorde ontstonden.
Als een taal zes woorden voor kleuren had, waren dat altijd zwart, wit, rood, groen, geel en blauw. Als het vier termen had, waren ze altijd zwart, wit, rood, en dan ofwel groen of geel. Als er maar drie waren, waren ze altijd zwart, wit en rood, enzovoort.
De woorden ‘blauw’ en ‘groen’ verwijzen naar iets dat er altijd al geweest is: licht met een bepaalde golflengte dat het netvlies in ons oog raakt. Het is niet zo dat blauw licht ontstond toen we het woord ‘blauw’ kozen om licht met een golflengte van ongeveer 460 nm aan te duiden.
Dat brengt ons bij ordinals.
Ordinals
Alle 21 miljoen bitcoins worden in omloop gebracht via de miners, die bij elk block een aantal nieuwe bitcoins aan zichzelf mogen geven als beloning voor het inzetten van de rekenkracht waarmee ze het kasboek beveiligen.
Na een periode van 210.000 blocks, bij benadering is dat elke vier jaar, wordt die beloning gehalveerd. Op die manier is in het protocol vastgelegd dat het aantal bitcoins eindig is. In de eerste vier jaar was het 50 bitcoin per block. Dat werd 25, daarna 12,5 en sinds mei 2020 staat de beloning op 6,25 bitcoin per block.
We hebben het altijd over ‘de 21 miljoen bitcoin’ die in omloop zal zijn, maar eigenlijk gaan we dat nooit helemaal halen. Zelfs als alle sats precies volgens schema in omloop komen, blijven we iets onder die 21 miljoen steken, om precies te zijn op 2.099.999.997.690.000 sats. Dat komt doordat het protocol geen halve sats ondersteunt, waardoor de block subsidy stopt nadat die vier jaar op 1 satoshi heeft gestaan.
Al deze sats zou je een volgnummer kunnen geven, beginnend bij de eerste sat van het eerste block en eindigend bij de laatste sat die ergens in de volgende eeuw in omloop komt.
Dat is wat ordinals beoogt: een standaard voor het nummeren van alle satoshi’s die er zijn. Of zoals bedenker Casey Rodarmor het op zijn blog noemt: ‘a numeric namespace for Bitcoin’.
Satoshis are numbered in the order in which they’re mined, and transferred from transaction inputs to transaction outputs in first-in-first-out order. (bron)
In een nog ongenummerde BIP (bitcoin improvement proposal) beschrijft hij heel precies hoe dat nummeren plaatsvindt. Er zijn namelijk best wat details die je moet vastleggen om ervoor te zorgen dat iedereen een bepaalde sat exact hetzelfde volgnummer geeft.
Zo zijn er bijvoorbeeld miners geweest die niet alle bitcoins in omloop brachten die ze hadden mogen minen. Soms expres, soms door een foutje. Dat gaat in totaal om tientallen bitcoins die hadden kunnen bestaan, maar nooit zullen bestaan. De BIP specificeert dat die gewoon meetellen. Logisch, anders kun je pas volgnummers uitdelen als een block gemaakt wordt, en kun je niets over de toekomst zeggen.
Underpaying the subsidy does not change the ordinal numbers of sats mined in subsequent blocks. Ordinals depend only on how many sats could have been mined, not how many actually were. (bron)
Je zou kunnen zeggen dat een nog niet besteed bitcoinbedrag in de blockchain (een utxo) een verzameling van heel specifiek aan te wijzen satoshi’s bevat. Zoals een gouden munt uit aanwijsbare goud-atomen bestaat.
Die specifieke satoshi kun je volgen door de tijd heen. Hij ontstond in de coinbase-transactie van het block waarin die in omloop kwam, en zit daarna achtereenvolgens in allerlei utxo’s.
Dat je een satoshi kunt volgen is altijd al zo geweest, maar ordinals beschrijft een gestandaardiseerde manier om elke satoshi een volgnummer te geven. Of een naam, want je kunt het getal op allerlei manieren noteren, waaronder een reeks letters. Hier vind je bijvoorbeeld de sat met de naam ‘bitcoinalph’, een sat uit 2019.
Net zoals het namen geven aan kleuren niets verandert aan het kleurenspectrum van zichtbaar licht, verandert de introductie van ordinals niets aan bitcoin. De broncode, het protocol en de werking zijn niet aangeraakt. Ordinals geven slechts een naam aan iets wat er altijd al was.
Toch hebben ordinals een boel stof doen opwaaien. En dat komt door de combinatie met inscriptions.
Inscriptions
Satoshis can be inscribed with arbitrary content, creating Bitcoin-native digital artifacts. (bron)
Ordinals bieden een methode om een bepaalde satoshi te kunnen volgen door het web van transacties in de blockchain. Inscriptions bieden een methode om die satoshi te voorzien van expliciete betekenis.
Als je een satoshi van een inscription wilt voorzien, dan moet je een transactie opstellen waarin die sat de eerste is in de eerste output. Ook onthul je in die transactie een eerder vastgelegd script met daarin de beschrijving van je inscription, bestaande uit een mime-type dat het soort content beschrijft en de content zelf. Bijvoorbeeld tekst, afbeelding of muziek.
Die data worden daarmee vastgelegd in de blockchain van bitcoin en voor altijd verbonden aan die ene satoshi, ook als je die verstuurt naar je cold storage of naar een andere eigenaar.
Die satoshi heeft nog altijd gewoon de intrinsieke waarde van 0,00000001 bitcoin, maar daarnaast misschien ook wel de subjectieve waarde van de betekenis die de inscription heeft.
Casey Rodarmor noemde zo’n inscription een digital artifact om duidelijk te maken dat hij bepaalde kwaliteiten heeft. Hij kan niet worden afgepakt, is niet afhankelijk van smart contracts die kunnen wijzigen en het is niet afhankelijk van externe systemen zoals IPFS.
Een digital artifact is daarom niet hetzelfde als een NFT. Een NFT is kwetsbaarder dan een digital artifact. Maar je kunt een NFT met behulp van smart contracts ook meer gedrag geven. Maar een digital artifact en een NFT lossen wel gelijke problemen op: digitale bezittingen onafhankelijk maken van een centrale autoriteit.
Het maken van een inscription is niet goedkoop. Omdat alle data zich in een bitcoin-block bevinden, betaal je voor elke byte. Je kunt niet ongestraft duizenden inscriptions munten, het wordt al snel een prijzige hobby.
De ruimte in een bitcoin-block is beperkt tot 4 miljoen weight units. Een byte in een block telt voor 4 weight units en een byte in de witness data voor 1 weight unit. Inscriptions zitten in de witness data, en zijn dus relatief goedkoop. Maar waar de data ook staat, de ruimte is beperkt. En bij hoge vraag duur.
Dus als inscriptions populair worden, dan heeft dat gevolgen.
Transactiekosten
Miners krijgen nu nog maar 6,25 bitcoin per block. Begin 2024 staat de volgende halving op het programma. Dan halveert de block subsidy naar 3,125 bitcoin per block. Op dat moment zal 93,8 procent van alle bitcoin in omloop zijn.
Het teruglopen van de subsidy is niet zonder gevaar. Het is momenteel met afstand het grootste deel van de inkomsten van miners. Als het totale beveiligingsbudget teveel terugloopt, wordt het makkelijker om de integriteit van de blockchain aan te vallen.
Miners krijgen niet alleen het vaste aantal bitcoins per block, de block subsidy, maar ook de transactiekosten van alle transacties in het block. Samen vormen die twee de volledige beloning voor de miner, de block reward.
Omdat de subsidie steeds lager wordt, zal de miner alle inkomsten uiteindelijk moeten halen uit de transactiekosten. Hoewel de laatste satoshi pas rond 2140 in omloop komt, is de ingebouwde tegemoetkoming vanaf 2040 al verwaarloosbaar geworden, en zou rond 2032 al zo’n beetje de helft van de beloning uit transactiekosten moeten bestaan.
Al jaren spreken bitcoiners elkaar moed in: er komt vanzelf zoveel economische activiteit op het bitcoinnetwerk dat gebruikers voldoende transactiekosten ophoesten om het netwerk te beveiligen. Neemt de activiteit toe, dan stijgen de transactiekosten. Een soort veiling van de schaarse ruimte in blocks.
Nu zijn er dan ineens inscriptions. Gebruikers die zo’n inscription maken, zijn bereid om veel ruimte in een block te kopen. Uitstekend, zou je zeggen, denkend aan de miners.
Maar hierover is een verhit debat ontstaan.
Op dit moment is ruimte in blocks goedkoop. Voor een paar tientjes maken mensen inscriptions van tamelijk oninteressante plaatjes. Screenshots, memes en tegeltjes met kleffe teksten.
Maar als blockruimte duur wordt, en een flinke inscription honderden of duizenden euro’s kost, dan ga je ze alleen gebruiken voor heel belangrijke digitale bezittingen. Aandelen, rechten, diploma’s en aandenkens bijvoorbeeld.
Maar juist die onnozele memes die nu als digital artifact worden uitgegeven maken de discussie zuiver. Mag dit? Is dit de bedoeling? Maakt dit bitcoin kapot? Is dit slecht voor de decentralisatie? Of is het juist een doorbraak en oplossing van het probleem van de block reward?
Over de discussie die is ontstaan praten we je volgende week woensdag bij in de Alpha Deepen. Met interessante lees-, kijk- en luistertips.
Tot slot twee doorlezers. Ten eerste deze Alpha Insight over NFT’s:
Ten tweede dit artikel op Descryptor over het beveiligingsbudget en de halvings: