In 1933 bevond de Amerikaanse economie zich in een diepe crisis. De crisis van de jaren 1930 had geleid tot massale werkloosheid, bankfaillissementen en een algehele ineenstorting van het financiële systeem. President Franklin D. Roosevelt, net aangetreden, stond voor de enorme taak om het land uit deze economische nachtmerrie te leiden. Een van zijn meest controversiële en gedurfde maatregelen was de inbeslagname van particulier goudbezit.
De aanloop naar deze drastische actie was allesbehalve eenvoudig. Banken waren massaal failliet gegaan en het vertrouwen in het financiële systeem was tot een dieptepunt gedaald. Mensen hadden hun geld van de banken gehaald en in goud omgezet, in de hoop hun vermogen veilig te stellen. Roosevelt besefte dat om de economie nieuw leven in te blazen en deflatie te bestrijden, hij de controle over de geldvoorraad moest herwinnen. Dit betekende effectief het einde van de goudstandaard, waarbij elke dollar in omloop moest worden gedekt door een equivalent in goud.
Op 5 april 1933 tekende Roosevelt Executive Order 6102, die het voor burgers verplicht stelde hun goud in te leveren bij de Federal Reserve in ruil voor papieren valuta tegen een vaste prijs van $20,67 per ounce. De reactie van het publiek was begrijpelijkerwijs gemengd. Velen voelden zich bestolen door hun eigen overheid, en zagen het als een aanval op hun persoonlijke vrijheid en eigendom. Anderen waren verward en onzeker over de implicaties van deze maatregel. Toch was er ook een grote groep die, gezien de economische wanhoop van die tijd, zich zonder groot verzet schikte naar de nieuwe wet.
Sindsdien is het ingeleverde goud – naar schatting bijna 2,5 miljoen kilo – onderdeel van de Amerikaanse nationale reserves. Die reserves bestaan uit verschillende activa zoals vreemde valuta en goud. Ze worden gebruikt om de wisselkoers te stabiliseren, internationale verplichtingen te betalen en als noodfonds in tijden van crisis. Je zou kunnen zeggen: als schild voor onverwachte gebeurtenissen. Currencies of last resort.
Daarmee komen we aan in 2024. In Nashville begon Bitcoin 2024, een conferentie waar bitcoiners jaarlijks naar uitkijken. Dit jaar temeer omdat er twee presidentskandidaten op het podium stonden, Robert F. Kennedy Jr. en Donald Trump. De overeenkomst in het verhaal van de hoogwaardigheidsbekleders? Ze beloofden Amerika’s nationale reserve te gaan aanvullen met een bult bitcoins.
Kennedy Jr. beloofde – als hij verkozen zou worden – dagelijks 550 BTC te kopen totdat de nationale reserve 4.000.000 BTC in de kluis heeft liggen. Trump deed het anders en kiest voor een pad dat meer weg heeft van wat Roosevelt deed: reeds in beslag genomen bitcoins een nieuwe functie geven als strategisch schild. In totaal zijn dat er meer dan 200.000, die voornamelijk verkregen zijn via juridische acties tegen criminele activiteiten. Hoewel Trump hiermee op goedkeuring van het publiek kon rekenen, werd het hardst geklapt toen hij beloofde op dag 1 van zijn hernieuwde presidentschap SEC-voorzitter Gary Gensler te ontslaan.
Na Trump stond de Republikeinse senator Cynthia Lummis achter het spreekgestoelte. Zij zag het vermoedelijk als haar taak om de woorden van Trump wat te nuanceren met een wetsvoorstel. Lummis wil dat de VS een inkoopprogramma start om een miljoen BTC te verzamelen en wil het recht om als individu bitcoin te mogen en kunnen bezitten formaliseren.
Wat we nu precies vinden van al die beloften? Dat lezen Alpha’s na de break. Maar één ding is duidelijk: het slijmen om stemmen van de Republikeinen zorgt ervoor dat ook de Democraten in beweging komen. Die hebben naar verluidt de missie opgevat om de relatie met cryptobedrijven – en via hen de cryptobezitters – te herstellen.
En nu, Alpha’s, gaan we door met de volgende content voor onze Premium Members:
- Bitcoin als verkiezingsthema: lust of last?
- Lancering etherfondsen voorzichtig succes
- Institutionele belegger stapt in