Laten we even terugreizen naar het oude Rome. Niet naar de marmeren beelden van Caesar of de decadente paleizen van Nero, maar naar een eerder en fundamenteler moment in de geschiedenis. Het jaar is 509 voor Christus. De Romeinen hebben genoeg van hun koning, Tarquinius Superbus, ‘de Hoogmoedige’. Ze jagen hem de stad uit. Niet om een nieuwe koning aan te stellen, maar om te experimenteren met iets radicaals: de publieke zaak. Res publica.

Geen man aan de top, maar een structuur van gedeelde macht. Geen blind vertrouwen in een leider, maar vertrouwen in wetten, rituelen en instituties. Consuls, senatoren, volkstribunen. Checks and balances, eeuwen voordat dat begrip een naam had. Het werkte niet perfect, maar het idee was krachtig. Macht hoort niet in de handen van één persoon te liggen. Macht moet botsen, verdeeld zijn, elkaar beperken. Niet uit idealisme, maar uit zelfbehoud.

Lucius Tarquinius Superbus was de laatste van de zeven koningen van Rome. Nadat de Romeinen hem hadden afgezet, besloten ze dat ze in de toekomst nooit meer door koningen geregeerd wilden worden. Ieder jaar werd op 24 februari het feest van de onttroning en het begin van de Republiek gevierd.

Die res publica zou bijna vijf eeuwen standhouden. En zelfs toen ze uiteindelijk ten onder ging, bleef het idee ervan nagalmen. Keizers noemden zich geen koningen, maar princeps, eerste burgers. Ze deden alsof de republiek nog leefde, omdat de Romeinen zich liever iets voorspiegelden dan erkenden dat hun vrijheid was ingeleverd. De republiek was dood, maar haar mythe leefde voort. Want macht die zich niet laat delen, wordt vroeg of laat gevaarlijk.

We spoelen door naar 2025. Geen marmeren paleizen meer, maar glazen wolkenkrabbers. Geen consuls, maar centrale banken. Geen oorlogen om graan, maar om data, chips en geldstromen. En opnieuw sluipt er iets van onbehagen door de wereld. Je voelt het aan alles: het systeem kraakt. De dollar is nog wereldmunt, maar wordt steeds vaker ter discussie gesteld. De Federal Reserve bepaalt met één renteverhoging de toon van de wereldmarkten, terwijl China en Rusland hun eigen routes uitstippelen. De BRICS-landen bouwen aan alternatieve betaalsystemen. Handelsoorlogen zijn geen uitzondering meer, maar onderdeel van het decor. Of het nu gaat om halfgeleiders, energie of data: niemand vertrouwt nog op vrije handel zonder geopolitiek gif.

De cover van The Economistvan afgelopen week vat het wankele systeem pakkend samen.

En midden in die onzekerheid gebeurt er iets interessants. De wereld zoekt naar alternatieven. Je hoeft geen revolutionair te zijn om te snappen dat een systeem kwetsbaar wordt als het op te veel plekken tegelijk onder druk staat.

Een van die alternatieven heet bitcoin.

Voor sommigen blijft het een speculatieve belegging, een digitale goudklomp in je portefeuille. Maar wie wat verder kijkt, ziet iets anders: geen munt, maar een infrastructuur. Geen bedrijf, geen leider, geen land. Alleen regels; onveranderlijk, transparant, voor iedereen hetzelfde. En juist dat maakt het zo krachtig in een tijd waarin geld, macht en toegang steeds vaker afhankelijk zijn van waar je woont, wie je bent en welke kant je kiest.

Bitcoin is geen munt van een staat, maar een protocol van de wereld. Geen euro die binnen Europa werkt, geen yuan die afhankelijk is van partijbeleid, maar een netwerk dat draait dankzij duizenden nodes, verspreid over continenten, culturen en regimes. Elke transactie is een bevestiging: dit systeem werkt zonder centrale poortwachter. Toestemming is nergens voor nodig. Niet voor toegang, niet voor deelname, niet voor waardeoverdracht.

In zekere zin is bitcoin een moderne res publica.

In plaats van een senaat heb je nodes. In plaats van wetten heb je cryptografische regels. In plaats van vertrouwen in gezag heb je vertrouwen in code. Waar de Romeinse republiek draaide op rituelen, forums en stemrondes, draait bitcoin op consensusmechanismen, digitale handtekeningen en opensourcesoftware. Het is niet identiek, natuurlijk. Maar het idee is vergelijkbaar. Macht die verspreid is, is macht die moeilijker te corrumperen valt.

En zoals bij Rome het volk in opstand kwam tegen de willekeur van een koning, zo ontstond bitcoin in de nasleep van een financiële crisis waarin banken werden gered en spaarders gestraft. In het eerste block prijkt nog steeds de kop van The Times: “Chancellor on brink of second bailout for banks.” Het was een digitale middelvinger. Niet tegen geld, maar tegen een systeem dat zich onttrekt aan zijn eigen spelregels.

Het artikel van The Times kun je hier teruglezen.

Toch is het belangrijk om niet te vervallen in mythevorming. Bitcoin is niet perfect. Er zijn machtsconcentraties; bij miners, ontwikkelaars, bedrijven. De toegang tot het netwerk is niet voor iedereen vanzelfsprekend. De technologie is jong, in sommige opzichten kwetsbaar, en voor bepaalde doeleinden traag en duur. Maar het principe blijft staan: het systeem heeft geen centrum. En dat is in deze tijd, waarin alles lijkt te draaien om wie het meeste kan beïnvloeden, een unicum.

En de relevantie beperkt zich niet tot abstracte ideeën. Kijk naar Nederland. Nederland is een handelsland pur sang: chips, landbouw, hightech machines. Maar die handel wordt steeds vaker bedreigd. ASML mag zijn beste machines niet meer leveren aan China. Boeren worden klemgezet tussen Brusselse regels en geopolitieke druk. Financiële instellingen volgen sanctieregimes die per dag zwaarder worden. In zo’n wereld is toegang tot een alternatief betalingssysteem geen ideologische luxe, maar een strategische buffer.

Decentrale netwerken maken directe en onmiddellijke waardeoverdracht mogelijk, zonder tussenkomst van banken of staten. Ze kunnen worden ingezet voor internationale handel, remittances, of zelfs alternatieve kredietnetwerken. Dat gebeurt nu nog mondjesmaat. Maar zoals elke robuuste orde groeit deze van onderaf, block voor block.

Bitcoin bleef de afgelopen tien dagen rond de $84.000 hangen. Dat is saai en knap tegelijkertijd. Op de prijs kan je uren aan analyse loslaten, maar in deze context is de koers het minst interessante van het verhaal. De prijs is vluchtig, maar de beweging structureel. Steeds meer mensen, bedrijven en instellingen erkennen dat het verstandig is om een systeem te hebben dat buiten het oude systeem kan functioneren. Niet omdat je dat morgen nodig hebt. Maar omdat het naïef is om te denken dat je het nooit nodig zult hebben.

De echte les is dus niet dat je moet investeren. De les is dat je moet snappen wat hier ontstaat. Een infrastructuur die radicaal anders is dan wat we kennen. Een systeem waar je geen toegang hoeft te kopen, geen goedkeuring hoeft te vragen, geen partijkaart hoeft te hebben. Alleen een internetverbinding. En een wens om zelf te kiezen.

Niet om rijk te worden.
Maar om vrij te blijven.

En dat moet je dan wel echt zelf dóen. Installeer een wallet. Draai een node. Vraag of je ergens met bitcoin kunt betalen. En stuur je vrienden wat sats in plaats van euro’s via een Tikkie.

Ben je Plus-lid? Dan gaan we door met de volgende onderwerpen:

  1. Beloning uitgeloofd voor kraken bitcoins cryptografie
  2. De havik die een president trotseert
  3. Bitcoin is “verrassend sterk”