In 1847 werden op het tropische eiland Mauritius de allereerste postzegels van de kolonie gedrukt. De Britse gouverneur, Sir William Maynard Gomm, had opdracht gegeven om het nieuwe Engelse postsysteem ook hier te introduceren. De graveur Joseph Osmond Barnard, die met slechts één koperen plaat uit eigen voorraad moest werken, produceerde twee zegels: een rode van 1 penny voor lokale post, en een blauwe van 2 pence voor buitenlandse brieven. Elk ontwerp werd met de hand gegraveerd en bevatte de woorden “Post Office”, een detail dat later van wereldbelang zou blijken.

In totaal werden er slechts 500 exemplaren van elke kleur gedrukt. Een dag vóór de officiële introductie gebruikte Lady Elizabeth, de vrouw van de gouverneur, al enkele rode zegels om uitnodigingen te versturen voor een gemaskerd bal in het regeringshuis. Die uitnodigingen, nu bekend als Ball Covers, zouden meer dan een eeuw later miljoenen waard blijken.
Aanvankelijk schonk niemand bijzondere aandacht aan de zegels. Nieuwe oplages volgden snel, met één subtiel verschil: daarop stond Post Paid in plaats van Post Office. De oude zegels raakten in de vergetelheid. Pas in de jaren 1860 werden ze herontdekt in oude correspondentie. Wat eerst als een misdruk werd gezien – “Post Office” zou een vergissing zijn geweest – bleek later om een bewuste gravure te gaan.
In de decennia die volgden dook af en toe een exemplaar op, vaak per toeval. De “Bordeaux Brief”, verstuurd in 1847 en pas in 1902 ontdekt door een Franse schooljongen in een doos oud papier, werd een legendarisch object. In 1993 werd hij geveild voor meer dan 6 miljoen Zwitserse frank. In 2021 werd een Ball Cover verkocht voor 8,1 miljoen euro. Van de oorspronkelijke duizend zegels zijn er vandaag nog slechts 27 bekend.

De Post Office-zegels werden het summum van zeldzaamheid. Destijds begon onder verzamelaars een jacht. Wie er eentje had, stond hoog in aanzien. De Belgische filatelist Jean-Baptiste Moens zette zelfs een volledige catalogus op met de herkomst van elk bekend exemplaar, die hij nummerde van I tot XIX. Verzamelaars speurden markten, bazaars en archieven af in de hoop nog een vergeten zegel op te duiken. De zegels werden een focus item, een object van verlangen in een snel groeiende wereld van postverzamelaars. Niet zelden klonk achteraf spijt: men had de kans gehad, maar het belang niet op tijd ingezien.
“Had ik toen maar iets meer gekocht.”
Wie nu zijn portefeuille opent en ziet dat bitcoin boven de $100.000 staat, voelt misschien iets soortgelijks kriebelen. Je hebt bitcoin, zeker. Maar… genoeg?
I’m getting that perennial feeling again —
— Hunter Horsley (@HHorsley) May 10, 2025
I might not own enough Bitcoin.
Het is geen irrationele gedachte. Veel mensen begrijpen bitcoin pas écht op het moment dat de wereld erop reageert. Als de prijs stijgt. Als CNBC het noemt. Als je zwager er ineens over begint. En dan komt die twijfel: Anderen hebben meer. Anderen zijn slimmer geweest. Moet ik niet alsnog toeslaan?
Die emotie is oud. Verzamelaars van postzegels kenden het al in 1864. Kunstverzamelaars, goudzoekers, aandelenbeleggers: iedereen die ooit iets zeldzaams bezat, en daarna de waarde zag exploderen, herkent het. Niet het gemis aan bezit, maar het gemis aan meer.
Herken dat gevoel. Het hoort erbij. In bullmarkten kan je je ineens arm voelen, ook al neemt je vermogen toe. Precies dát maakt ze gevaarlijk. Je maakt sneller domme fouten uit hebzucht dan uit angst.
Wees daarom op je hoede. Straks roepen finfluencers weer over “god candles” en koersdoelen van $500.000, en dan is het verleidelijk om je eigen plan te vergeten. Maar dat is juist het moment om eraan vast te houden!
Méér Alpha
Ben je Plus-lid? Dan gaan we door met de volgende onderwerpen:
- Recordaantal betalingen in stablecoins
- Zet Revolut lightning weer op de kaart?
- De staat als bitcoinbelegger