Begin augustus schreef Brendan Greeley, financieel historicus en columnist bij de Financial Times, een essay dat even bleef hangen. Niet omdat hij onzin verkondigde. Integendeel. Hij zette zijn bezwaren tegen hard geld en bitcoin scherp en eerlijk neer. Juist daarom is het de moeite waard om zijn argumenten te bekijken.

Brendan beschrijft een voorliefde voor zogenoemde ‘crypto dads’: mannen met kinderen, die houden van een goede kop koffie, en een fascinatie hebben voor geldgeschiedenis. Hij houdt ervan om met ze te praten, maar loopt telkens tegen dezelfde muur. Zij zien bitcoin als bewijs dat bitcoin ideologisch werkt, omdat de koers stijgt. Terwijl Brendan in de geschiedenis vooral ellende ziet als geld te hard wordt. Twee vaders die goedwillend langs elkaar heen praten.

Zijn kernpunt is simpel: deflatie is historisch gezien voor de meeste mensen een ramp. Alleen kooplui die in een omgeving zonder vertrouwen opereerden, of schuldeisers die baat hadden bij stijgende terugbetalingen, kwamen er beter van af. Voor alle anderen betekende hard geld een keurslijf, een “grinding punishment”. Hij wijst naar de Italiaanse stadstaten, die goud gebruikten voor de handel maar zilver voor het dagelijkse betalingsverkeer, en naar Amerikaanse kolonisten die papiergeld invoerden als compromis met Londen. En hij haalt econoom Barry Eichengreen aan, die schreef dat het uiteindelijk de democratie was die de goudstandaard beëindigde. Want, zegt Brendan: de meeste mensen háten de goudstandaard.

Op dit punt begint zijn betoog ietwat te rammelen. Neem die Italiaanse stadstaten: die kozen niet voor zilver omdat goud te “hard” was, maar omdat goud onpraktisch was voor kleine betalingen. Je rekent geen brood of een glas wijn af met een munt die een halve maandhuur waard is. Voor grote, internationale transacties bleef goud gewoon in gebruik, en de wisselkoers tussen goud en zilver behoorlijk stabiel. Hetzelfde geldt voor de kolonisten die papiergeld uitgaven. Dat deden ze niet omdat ze zo graag inflatie wilden, maar omdat er simpelweg een tekort was aan munten. Papiergeld hield de economie draaiend, een puur pragmatische oplossing. Veel historische keuzes rond geld hadden dus vooral praktische bijbedoelingen, niet een principiële afwijzing van hard geld.

En dat is precies een probleem dat bitcoin niet heeft. Eén bitcoin is deelbaar in honderd miljoen satoshi’s. Daarmee kun je net zo makkelijk een villa afrekenen als een kop koffie. Het oude probleem van te waardevolle munten bestaat niet meer. Hier schuift Greeley de geschiedenis verkeerd onder bitcoin; wat vroeger een beperking was, is nu technisch opgelost.

Zijn bredere bezwaar tegen deflatie verdient ook nuance. De deflatie waar hij naar verwijst, was vaak het gevolg van een tekort aan geld in een economie die groeide. Als je meer handel en meer mensen hebt, maar dezelfde hoeveelheid munten, krijg je een probleem: te weinig geld om de boel draaiend te houden. Dan kan deflatie als straf uitwerken, door de economie in een spiraal te trekken van verminderde vraag, een verhoogd aantal faillissementen en zwaardere schulden.

Maar bitcoin is geen kopie van de goudstandaard en de context waarin die gevoerd werd. Bitcoin bestaat in een digitale economie waar productiviteit en innovatie voortdurend leiden tot lagere prijzen. Denk aan computers, internet, kunstmatige intelligentie en andere grote technologische ontwikkelingen. Die maken dingen goedkoper zonder dat we er armer van worden; integendeel, we profiteren allemaal. Daar lijkt bitcoin beter bij te passen dan bij het oude beeld van een munt die te hard was voor de economie.

Bovendien: dat de goudstandaard sneuvelde door democratische druk, wil niet zeggen dat mensen inflatie wilden. Wat mensen willen, is voorspelbaarheid. Ze willen geld dat niet in rook opgaat door wanbeleid of oorlog. In talloze landen van nu stemmen burgers met hun voeten. Ze kiezen bitcoin niet omdat ze per se van deflatie houden, maar omdat ze een vorm van geld zoeken die niet door hun overheid kapot te maken is.

Brendan schrijft dat crypto voelt als “finance as if the past never happened”. Maar bitcoin is juist geboren uit de pijn van het verleden. Uit de bankcrisis van 2008, uit decennia van inflatie en monetaire experimenten die telkens verkeerd uitpakten voor gewone spaarders. Bitcoin negeert de geschiedenis niet, maar antwoordt erop.

In het slot van zijn column wenst Brendan dat bitcoin vooral ver weg blijft van de dollar. Maar die strijd is al verloren. Bitcoin is al een internationale munt. Of je dat leuk vindt of niet, de dollar zal er altijd in verhouding mee staan. Zeggen dat bitcoin weg moet blijven van de dollar is als zeggen dat het internet weg moet blijven van de krant. Maar dat is geen keuze meer.

De echte keuze is die van vrije mensen. Zij beslissen of ze bitcoin ook in hun dagelijks leven willen gebruiken. In de financiële economie heeft bitcoin zich inmiddels bewezen, dat is wat de prijsstijging laat zien. Maar de prijs alleen zegt niets over z’n functie in de reële economie. Dáár ligt de plek waar bitcoin pas echt kan wortelen, en waar het kan bewijzen wie gelijk heeft: Brendan, of ik.

Wat denk jij?

Méér Alpha

Ben je Plus-lid? Dan gaan we door met de volgende onderwerpen:

  1. De terugkeer van durfkapitaal
  2. Rabobank: Crypto van belang voor beleggers
  3. Solana in de aandacht