Hans Stegeman, hoofdeconoom van Triodos Bank, vergelijkt crypto in een recente column met een “ongrijpbaar rad van fortuin”. Hij stelt genoegzaam vast dat crypto zijn belofte van stabiel en universeel digitaal geld niet waarmaakt: het is geen stabiel ruilmiddel, geen veilige manier om te sparen, en geen betrouwbare rekeneenheid. In zijn ogen is het vooral een “goktoken” dat drijft op sentiment en schaarste, en dat – ironisch genoeg – via stablecoins afhankelijk is van het staatsgeld waar het zich ooit tegen afzette.

Het is kritiek die we vaker horen, vooral van economen die crypto langs de meetlat van het bestaande geldsysteem leggen. Maar wat als dat de verkeerde meetlat is? Wat als de waarde van crypto niet in de eerste plaats gaat over prijsstabiliteit, maar over iets fundamentelers, de bescherming van individuele vrijheid en privacy?

Laten we eens aannemen dat Stegeman oprecht geïnteresseerd is in de zoektocht die hij ogenschijnlijk net begonnen is. In dat geval doet hij er goed aan om de toespraak van Hester Peirce er eens bij te pakken. Deze SEC-commissaris – voor Stegeman ongetwijfeld een bekend en vertrouwd instituut – sprak vorige week op de Science of Blockchain Conference in Berkeley. Geen lofzang over hoge rendementen of snelle rijkdom, maar een vlijmscherp pleidooi voor het behoud van financiële privacy in een tijdperk waarin die vrijwel volledig is uitgehold.

Peirce begon met een anekdote over haar grootvader en een ouderwetse telefoonoperator; de menselijke schakel die ooit toegang had tot elk gesprek dat werd gevoerd. Automatisering maakte daar een eind aan en gaf mensen meer privacy. Het punt: technologie kan tussenpersonen overbodig maken, en zo onze persoonlijke levenssfeer beschermen. In de financiële wereld geldt dat net zo. Publieke blockchains, cryptografie, zero-knowledge proofs; het zijn gereedschappen om waarde en informatie te verplaatsen zonder dat een centrale partij meekijkt of meebeslist.

Dat klinkt onschuldig, totdat je ziet hoe diep financiële surveillance inmiddels is verankerd in onze maatschappij. In de VS verplicht de Bank Secrecy Act financiële instellingen om als verlengstuk van politie- en opsporingsdiensten te functioneren. Jaarlijks worden tientallen miljoenen opvallende transacties gemeld, vaak zonder dat er ooit iets mee gebeurt. Deze ‘sledgehammer’-aanpak, zoals Peirce het noemt, treft niet alleen criminelen, maar vooral gewone burgers en organisaties, in het bijzonder als die buiten de gebaande paden opereren.

En daar wringt volgens Peirce de schoen. In een samenleving die vrijheid hoog in het vaandel heeft, zou het vanzelfsprekend moeten zijn dat burgers hun geld kunnen gebruiken zonder dat elke transactie in een overheidsdatabase belandt. Toch is dat de realiteit geworden, en veel mensen lijken het te accepteren. “I have nothing to hide” is een veelgehoorde reactie wanneer Peirce waarschuwt voor de uitbreiding van financiële surveillance. Maar zoals privacygeleerden al decennia betogen: dat argument miskent de bredere gevaren van een samenleving waarin alles en iedereen permanent gevolgd wordt.

Het is in deze context dat ze A Cypherpunk’s Manifesto van Eric Hughes aanhaalt: “We cannot expect governments, corporations, or other large, faceless organizations to grant us privacy out of their beneficence.” Met andere woorden: wie zijn privacy wil behouden, moet daar zelf voor zorgen, en technologie kan daarbij een cruciale rol spelen.

Dat brengt ons terug bij de kern van Stegemans kritiek. Hij meet ‘crypto’ af aan monetaire eigenschappen die relevant zijn voor het functioneren van bestaand staatsgeld. Maar Peirce kijkt naar de structurele macht die dat systeem heeft over zijn gebruikers, en naar de vraag hoe technologie die macht kan decentraliseren. Dan wordt crypto niet in de eerste plaats interessant omdat je er nu bij de bakker een brood mee kan kopen, maar omdat het de mogelijkheid biedt om waarde te bewaren en te verplaatsen buiten het bereik van onnodige controle.

Ook stablecoins, door Stegeman neergezet als paradox, passen in dat plaatje. Ja, ze representeren fiatgeld, maar ze maken dat fiatgeld programmeerbaar, wereldwijd toegankelijk en direct verhandelbaar zonder tussenkomst van een bank. Voor mensen die leven onder kapitaalcontroles of met een instabiel banksysteem kan dat verschil maken tussen economische vrijheid en totale afhankelijkheid.

Peirce is realistisch genoeg om te erkennen dat technologie ook misbruikt wordt. Maar haar punt is dat we dat risico niet moeten gebruiken als excuus om het hele gereedschap te verbieden of te beperken. Een schroevendraaier kan ook als wapen worden gebruikt, maar niemand stelt daarom voor om alle schroevendraaiers te registreren. In haar ogen is het veel gevaarlijker om te eisen dat elke transactie via een traceerbare, gecentraliseerde infrastructuur loopt.

Daarom is ze fel tegen pogingen om open-source ontwikkelaars aansprakelijk te stellen voor wat anderen doen met hun code. Een protocol dat permissionless en immutable is, kan niet zomaar worden aangepast om aan rapportage-eisen te voldoen. Van ontwikkelaars eisen dat ze die controle toch inbouwen, is volgens haar “forcing intermediation where the markets can function without them”; en dat ondermijnt juist de voordelen van decentralisatie.

Het verschil in perspectief tussen Stegeman en Peirce laat zich samenvatten in één vraag: beoordeel je crypto als een nieuw soort euro, of als een nieuw soort infrastructuur? Wie het eerste doet, ziet vooral instabiliteit en gebrekkige bruikbaarheid. Wie het tweede doet, ziet een systeem dat, ondanks zijn imperfecties, mogelijkheden biedt die het bestaande systeem nooit vrijwillig zal geven.

En precies daar zit de kern van haar betoog. Privacy en soevereiniteit zijn niet het automatische bijproduct van goede bedoelingen van overheden of bedrijven. Ze zijn het resultaat van bewuste keuzes. In wetgeving, maar ook in technologie. Crypto is daarin geen wondermiddel, maar wel een van de weinige technologische ontwikkelingen van de afgelopen decennia die de machtsbalans echt kunnen verschuiven.

Wie enkel vraagt of crypto nu al een stabiele munt is, mist dat grotere verhaal. Peirce zou zeggen: stel in plaats daarvan de vraag wat er overblijft van onze vrijheid als we geen alternatieven bouwen.

Méér Alpha

Ben je Plus-lid? Dan gaan we door met de volgende onderwerpen:

  1. Trump opent deur voor crypto in pensioenpotten
  2. Roman Storm veroordeeld: precedent of dwaalspoor?
  3. Base lag er even uit: ‘bullish downtime’?